Buurtgeschiedenis Julianaweg & Huis ter Meer

Julianaweg en omliggende straten

Aan het begin van de 20e eeuw onderging Maarssen-dorp een belangrijke uitbreiding ten zuiden van de Vecht. Tot circa 1900 bestond dit gebied grotendeels uit het landgoed Huis ter Meer met zijn uitgestrekte tuinen en enkele oude paden langs de rivier. Zo liep het jaagpad langs de Vecht – het Zandpad – door het hele gebied; pas later werd een deel hiervan omgedoopt tot Zandweg door burgemeester Eggink, die daar zelf ging wonen. Het landgoed bepaalde de indeling: de huidige Parkweg volgt bijvoorbeeld nog precies het oude parkpad door het landgoed Ter Meer. Van bebouwing was nauwelijks sprake; rond 1882 lagen er langs de Straatweg slechts boomgaarden en buitenplaatsen, geen fabrieken of woonwijken. Dit veranderde na 1900 drastisch toen Huis ter Meer verdween en ruimte vrijkwam voor nieuwe straten.

In 1902 werd het twee eeuwen oude huis Ter Meer gesloopt. De beroemde Franse tuin van het landgoed – aangelegd in de 18e eeuw – werd opgedeeld in bouwkavels bestemd voor burgerwoningen. Vanaf 1904-1905 verrees op het vrijgekomen terrein een nieuwe woonbuurt: de buurt Ter Meer. Daarbij zijn de straten Emmaweg, Ter Meerweg, Julianaweg, Beekweg en Parkweg aangelegd. Deze ontlenen hun namen deels aan het koningshuis (Emma, Juliana) en deels aan het verdwenen landgoed. De huizen waren ruime burgerwoningen voor de middenklasse. Volgens overlevering zijn bij de bouw zelfs materialen van Huis ter Meer hergebruikt. Onder de eerste bewoners bevonden zich onder andere een gepensioneerd predikant en de directeur van de schoenfabriek MARSU.

Enkele panden kregen bijzondere functies: een kerkgebouw op Julianaweg 60, een brandstoffenhandel op nr. 9, en een doktersvilla op de hoek van de Emmaweg. Toch bleef het karakter overwegend dat van een rustige woonwijk voor de gegoede burgerij.

Stedenbouwkundige ontwikkeling (1900–1950)

De ontwikkeling van dit deel van Maarssen vond plaats tegen de achtergrond van industrialisatie en woningnood. Het graven van het Merwedekanaal in 1892 trok industrie aan, en tegelijkertijd verloren veel buitenplaatsen hun functie. Zo ontstond ruimte voor woonwijken, zoals de Ter Meer-buurt vanaf 1904. Deze werd volgens de principes van de Woningwet van 1901 opgezet, met aandacht voor hygiëne en ruimtelijke ordening.

De wijk werd aangelegd met brandgangen en ruime tuinen. De bouwopzichter K. Broertjes en later architect Van Beusekom hielden toezicht op kwaliteit en uitstraling. In 1928 werd het plan herzien om ruimte te bieden aan kleinere huizenblokken. Tegelijkertijd ontstond ook de Friezenbuurt iets verderop, als arbeiderswijk rond een olie- en margarinefabriek. Daarmee ontwikkelde de zuidzijde van de Vecht zich tot een gevarieerd woongebied met ruimte voor verschillende sociale klassen.

Huis ter Meer

Huis ter Meer stond oorspronkelijk op de plek van een middeleeuws kasteel. In 1710 werd op die locatie een landhuis gebouwd, met een grote Franse tuin ontworpen door Daniël Marot. Het stond eeuwenlang bekend als één van de mooiste buitenplaatsen aan de Vecht. Begin 20e eeuw was het landhuis in verval geraakt en werd het terrein verkocht. In 1902/1903 werd Huis ter Meer gesloopt. Enkele elementen zoals hekposten en een tuinmanswoning bleven bewaard en zijn nog te herkennen aan de Parkweg en Julianaweg.

De verkaveling van het parkterrein leidde tot het ontstaan van de wijk Ter Meer. Daarmee verdween het fysieke huis, maar ontstond een nieuwe buurt met straatnamen en structuren die herinneren aan de buitenplaats. De wijk markeert de overgang van adellijke naar burgerlijke bewoning en illustreert de groei van Maarssen van buitenplaatsendorp naar moderne woonkern.

← Terug naar startpagina